Elke borst bevat zowel bloedvaten als vaten die een vloeistof vervoeren die lymfe wordt genoemd. Lymfe verspreidt zich door het hele lichaam via een netwerk dat het lymfestelsel wordt genoemd en dat cellen vervoert die het lichaam helpen infecties te bestrijden. De lymfevaten leiden naar de lymfeklieren (kleine, boonvormige structuren).
Een groep lymfeklieren bevindt zich in de oksels, boven het sleutelbeen en in de borstkas. Als de borstkanker deze knopen heeft bereikt, kan dat betekenen dat de kankercellen zich via het lymfestelsel naar andere delen van het lichaam hebben verspreid. Lymfeklieren komen ook voor in vele andere delen van het lichaam.
De ontwikkeling en functie van de borsten zijn afhankelijk van de hormonen oestrogeen en progesteron, die in de eierstokken worden geproduceerd. Oestrogeen verlengt de kanalen en zorgt ervoor dat ze zijtakken aanmaken. Progesteron vergroot het aantal en de grootte van de lobben om de borst voor te bereiden op de voeding van een baby.
Na de eisprong doet progesteron de borstcellen groeien en de bloedvaten vergroten en vullen met bloed. Op dat moment raken de borsten vaak overvuld met vocht en kunnen ze zacht en gezwollen zijn.